import wixWindow from 'wix-window'; import wixLocation from 'wix-location'; function open_Lightbox(){ let query = wixLocation.query; var goto = query.name; wixWindow.openLightbox(goto); } $w.onReady(function () { open_Lightbox(); });
top of page

Schaakouders

  • Foto van schrijver: Esther
    Esther
  • 16 jun
  • 7 minuten om te lezen

Schreeuwen langs de lijn


Voetbalouders -  je kent ze wel -  van die bloedfanatieke ouders die schreeuwend langs de lijn staan om hun kind aan te moedigen.


Toen ik een jaar of 16 was, ging ik met mijn broertje mee naar judotoernooien. Daar waren ze ook. De schreeuwouders. En daar vond ik écht wat van. Later als ik groot werd, zou ik nooit zo’n fanatieke ouder worden.

 


Individuele sporten


Mijn eigen kinderen doen allebei individuele sporten. Ze zitten allebei op langebaan schaatsen. Je racet tegen de klok en moet jezelf verbeteren. Je tijd telt mee in een klassement. Je rijdt dus niet direct tegen al je tegenstanders.


Vanaf de zijkant kun je wel aanmoedigen als je kind langsrijdt, maar structureel schreeuwen heeft geen enkele zin, want dat hoor je gewoonweg niet in een ijshal. De tijdwaarneming gaat automatisch, dus de scheidsrechter kan er ook niets aan doen. Niemand schreeuwt dus ook.

 


Overmatig juichen


Ook op de sportschool houd ik niet van overmatig gejuich en geschreeuw. Als we wedstrijden organiseren, dan zit daar publiek bij. Natuurlijk is het leuk als je kind het goed doet, maar als hij of zij wint, dan is dat van iemand anders. En die ander moet ook naar huis zonder rotgevoel.


Meestal zit de familie van de tegenstander ook gewoon pal naast je. Natuurlijk kun je trots zijn en aanmoedigen, maar wel graag met respect voor de ander.

Juichen doe je dan ook op het podium en niet op de judomat.   

 


Cool spel


Op een middag kwam de oudste heel blij uit school. ‘We hebben echt het coolste spel ooit gedaan.’ Hij wist niet meer hoe het heette, maar het was iets met een paard en een toren. En ook nog een koning en een koningin.


Hij had geschaakt. In de plusklas op school hadden ze het thema denksporten. En vandaag was het schaakspel geïntroduceerd. Zo enthousiast als die dag is hij nog nooit uit school gekomen. Hij was er echt door geraakt.  


Thuis hebben we meteen een schaakbord gepakt en een app op zijn tablet geïnstalleerd. Hij was helemaal verkocht en zat van ’s morgens tot ’s avonds te schaken.


Hij ging met sprongen vooruit. Als snel wilde op school niemand meer tegen hem schaken, omdat hij steeds won. Hoog tijd om hem aan te melden bij de schaakclub.

 


Proefles in het donker


De eerste keer proberen op de schaakclub was erg spannend. Hij wist niet wat hij kon verwachten en hoe alles zou gaan.


We kwamen aan bij het gebouw, maar het licht werkte niet. En dat is wel nodig eind november. De schaakmeester probeerde ervoor te zorgen dat het licht gemaakt werd én dat de schaaklessen gewoon door konden gaan. We stonden onwennig te wachten en er renden wat kinderen rond.  


Ik maakte me al zorgen. Wat als de proefles niet door kon gaan? Ineens stapte er een jongen op mijn zoon af. De jongen vroeg of hij nieuw was en misschien een potje wilde schaken. En dat wilde hij heel graag!


Al snel was het licht gemaakt, de schaakles begonnen en deed mijn zoon alsof hij hier helemaal thuis was. Hij vond het geweldig. Vanaf dat moment telde hij de dagen tot de volgende schaakles.


En omdat schaken een echte wedstrijdsport is, duurde het niet lang voordat hij zijn eerste schaaktoernooi speelde.  

 


Confronterend


Een vechtsportwedstrijd is heel confronterend. Verliezen – iets wat op zich al heel moeilijk is– gaat ook nog eens gepaard met fysiek ongemak. Je hebt pijn én verloren. Dubbel niet leuk en heel confronterend.


Een schaakwedstrijd heeft niet dat fysieke element. Ik had verwacht dat het daarom ook minder confronterend zou zijn, maar niets is minder waar.


Alle stukken staan waar jij ze zelf hebt neergezet. Je hebt ook kunnen zien waar de ander zijn of haar stukken heeft neergezet. En toch, ondanks dat alles zichtbaar is, weet een tegenstander je soms alsnog volledig te verrassen.


Je had het kunnen zien, maar dat heb je niet gedaan. En dat is heel confronterend.


Bij mijn zoon sprongen de tranen in zijn ogen als tot hem doordrong dat hij een fout had gemaakt. Hij zat dan huilend achter zijn schaakbord terwijl de wedstrijd nog bezig was. Zo naar.

 


Hoe lang nog tot het volgende toernooi?


Inmiddels is hij flink gevorderd in de schaakwereld. Zijn ontwikkeling gaat razendsnel.

Hij oefent iedere dag zelfstandig voor en na school, krijgt iedere week les, speelt competitie zoveel hij kan en daarnaast gaat hij graag naar toernooien. Hoe meer, hoe beter.


Praktisch gezien is hij dus drie avonden, zijn enige vrije middag, en nagenoeg iedere zaterdag en zondag druk met schaken.


Ik heb me wel eens verbaasd over fanatieke ouders die hun kind zo vaak naar sport brengen. Selectietraining, extra training, nog een toernooi. Is het dan nooit genoeg?


Maar, als er dan een jongetje op de bank zit op een vrije zondag dat iedere vijf minuten vraagt wanneer zijn volgende schaaktoernooi ook alweer is. En dan vurig wenst dat het snel de dag van het volgende schaaktoernooi is, dan zet dat toch aan het denken.


Misschien zijn het niet altijd de ouders die fanatiek zijn, maar zijn ze alleen maar taxi van hun kind wat zijn passie heeft gevonden.


Mijn oudste zoon vindt schaken het allerleukste om te doen. En wij vinden het mooi dat hij iets gevonden heeft wat hij zo leuk vindt. Waar hij zo gelukkig van wordt.


Dat heeft wel impact op ons gezin, want alle tijd die Noah op een schaaktoernooi doorbrengt, is ook tijd dat hij niet bij zijn broertje is. En tijd waarin de ouder die met hem mee is, dus niet op de sportschool aan het helpen is.


Maar als dát het ergste is… waarom zou je het dan níet doen?

 


De droom


Inmiddels weet hij het zeker - hij wil profschaker worden. Niet perse de nieuwe Magnus Carlsen, maar wel een hele goede schaker.


Hij heeft een groot talent én wil er hard voor werken. Daarom willen we er alles aan doen om hem te helpen zijn doelen te bereiken.

 


Stel dat het wél lukt?


Mensen vragen wel eens hoe het moet als het toch niet lukt met schaken. Als hij zijn top bereikt en niet meer verder groeit. Of als hij het toch niet meer zo leuk vindt.


Als dat gebeurt, dan knuffelen we hem. Troosten hem als hij teleurgesteld is dat er niet aan zijn verwachtingen wordt voldaan. En als hij zin heeft, brengen we hem met liefde iedere week naar de schaakclub, zodat hij daar lekker kan schaken.


Een veel grotere uitdaging wordt het voor ons gezin als hij blijft doorgroeien. Als het wél lukt.


Als hij nog meer moet trainen, en nog grotere toernooien moet gaan spelen.

Want hoe moet dat dan? We kunnen niet meer tijd geven, niet nog meer werken en niet meer geld toveren. Dit is echt het maximale wat we kunnen geven. Meer zit er gewoon niet in.

 


Juichen tegen mijn scherm


Afgelopen paasweekend was het NK schaken in zijn leeftijdscategorie. Het was in Tilburg. De jongste en ik waren niet mee. Voor de jongste is het niet spannend of gezellig, maar vooral saai. En heel erg lang wachten.


Bij grote toernooien worden de belangrijkste wedstrijden uitgezonden op een livebord. Je kunt dan online meekijken met de zetten en de tijd. Die livestream kun je overal volgen. Zo kan ik er gelukkig toch een beetje bij zijn.


En het leuke is, is dat er soms ook een analyse bij die livestream staat. Dan kun je meteen zien wat de computer denkt dat de beste zet is. En als er is gezet, of het een goede zet was of juist niet. Op die manier is het ook voor mensen zoals ik - die het schaakspel iets minder goed snappen - heel spannend om te volgen.


En daar stond ik toch dan langs de lijn. Alleen niet bij een voetbalveld, maar met mijn telefoon in mijn hand.


‘Zet nou!’

‘Niet die pion!’

‘Goed zo!’


Ik. Tegen mijn scherm. In de zon. Op paaszaterdag.

Een schaakmoeder op afstand.

 


Hoera


Het NK ging ontzettend goed. Hij werd 2de! Juichend keken de jongste en ik naar het scherm.


‘Hij doet het!’

‘Hij wordt 2de!’ 

‘Van Nederland!’


Mensen om ons heen zullen wel gedacht hebben, maar dat kon ons niets schelen.


En… naast een mooie beker voor zijn verzameling, won hij nog iets veel mooiers. De nummer 2 van het NK wordt namelijk door de schaakbond uitgezonden naar het EK in Montenegro dit najaar. Hoe gaaf is dat?!

 


Dromen kost geld


Inmiddels blijkt dat aan die uitzending wel een flink prijskaartje hangt. Dat was even schrikken. We hadden wel wat gespaard, maar niet zoveel. Het zal toch niet zo zijn dat zijn EK droom in duigen valt omdat we het niet kunnen betalen? Dat mag écht niet gebeuren.


De informatiebrief van de schaakbond stelt voor om een crowdfunding te starten. Er is kennelijk een heel platform speciaal om sporttalenten hiermee te helpen.


Ik vind het heel erg moeilijk om hulp te vragen. Een crowdfunding is wel een hele grote stap, want we regelen het liefst alles zelf. Alleen nu was het niet voor ons, maar voor Noahs droom. Zijn EK droom.



Mijn zoon zelf kon het al helemaal niet begrijpen. Gaan mensen dan geld geven voor míjn droom? Zodat ík naar het EK kan?


En… ja. Mensen doen dat dus echt. Dat raakt ons. En het is zo ontzettend lief!

 


Schaakouders


Dus als je me tegen een digitaal schaakbord ziet praten, of ineens ziet juichen zonder dat daar een aanleiding voor is, dan weet je wat er aan de hand is. Dan sta ik niet ongeïnteresseerd te scrollen op mijn telefoon, maar dan sta ik als trotse schaakouder mijn kind aan te moedigen.


Alleen dan niet langs de lijn van het voetbalveld, maar tegen een scherm.


Trots ben ik. En misschien stiekem toch een beetje fanatiek. Maar vooral: een schaakouder.

Zijn schaakdroom is nu ook een beetje de onze. En dat zou ik voor geen goud willen missen.


 

 
 
 

Comments


bottom of page